Wegwezen

Wegwezen

Ik schakel een versnelling hoger en trap verbeten tegen de striemende regen in. Ondanks dat het midden in de nacht is, waait het behoorlijk. De kruinen van de bomen zwiepen dreigend heen en weer. Kletterend waait een tak op het fietspad. Ik knijp in de rem, fiets door de berm en ga op de trappers staan om weer vaart te maken. Vluchtig kijk ik over mijn schouder. Het fietspad is verlaten.

De avond begon zo leuk. Toffe muziek, gezellige vriendinnen en leuke gozers. Ik liep met een blad vol glazen van de bar naar ons tafeltje toen die twee knullen binnen kwamen. Een gedrongen blonde jongen met stekeltjeshaar, een grote tatoeage van een doodshoofd op zijn linker bovenarm en een paar gouden ringetjes door zijn oorlel liep langzaam de kroeg binnen. Op zijn zwarte mutsje prijkte eveneens een doodshoofd. Zijn kleine varkensoogjes spiedden in het rond. Hij ging dreigend voor me staan en wierp een vunzige blik op mijn T-shirt. "Hee”, riep hij over zijn schouder. "De freule! Zie je dat maat? We hebben mazzel.” Achter hem slenterde een magere slungel met lang vettig haar. Hij droeg grote, glimmende schoenen met ijzeren neuzen. Boven zijn linkeroog prijkten drie glimmende piercings en daarboven liep een litteken van zijn oor tot midden op zijn voorhoofd. De slungel floot tussen zijn tanden. "Nee maar”, zei hij langzaam. "De freule.” Toen ik wilde doorlopen, mompelde hij: "Vanavond ben jij voor ons, liefje. Reken daar maar op.” Ze liepen naar de bar en bleven daar het grootste deel van de avond hangen. Af en toe wandelden ze langzaam een rondje door de zaak terwijl ze me voortdurend strak aankeken. 
Ik ging naar het toilet. Er stond een lange rij meisjes te wachten. Toen ik eindelijk aan de beurt was, deed ik de deur achter me op slot, ging op de wc-bril staan en wrong me door het raampje naar buiten. Mijn fiets vond ik tussen de rij fietsen naast het café en zo snel ik kon, racete ik zonder achterom te kijken de straat uit.     

Nu fiets ik op de brug. Ik kan de wijk waar ik woon al zien. Mijn T-shirt  en spijkerbroek zijn doorweekt. Het is gestopt met regenen maar de wind houdt onverminderd aan. Meteen als ik van de brug af ben, sla ik rechtsaf en vind mijn weg door de smalle, verlaten straatjes. Ik kies een route met veel scherpe bochten. Af en toe kijk ik achterom. 
Dan zie ik de stapels stenen voor mijn flat. Sinds de renovatie is begonnen, ziet het er ’s nachts onheilspellend uit. Mijn hart bonkt als ik mijn fiets op slot zet. Ik ren de portiek in en wacht op de lift. Dan ruk ik de deur open en druk op het knopje van de vijfde etage. De lift schommelt rustig naar boven. 
Aan het begin van de slecht verlichte galerij blijf ik even staan. Hier en daar flikkert een lamp. Achter de ramen is het donker. Ik tel de deuren terwijl ik naar mijn voordeur ren. Zeven, acht, negen. Trillend steek ik de sleutel in het slot en draai het nachtslot open. Een keer rond, nog een keer en dan duw ik tegen de deur. Als ik voetstappen hoor, voel ik hoe iemand mijn bovenarm grijpt. Ik krijg een duw en val languit het halletje in. Achter me slaat de voordeur dicht.

"Nou, kom op met de buit!”, gromt het doodshoofd. "We weten dat je ouweheer goed in de slappe was zit, freule. Laat maar zien wat je hebt voor een paar arme sloebers zoals wij.” De slungel met het litteken gniffelt en duwt me hardhandig in de grote stoel. Even kijken ze rond. Behalve de stoel, staan er een driezitsbank, een kleine eettafel met twee stoelen en het theekastje dat ik van mijn oma heb geërfd. De boekenkast beslaat een hele wand. "We hebben niet de hele avond tijd freule”, gaat het doodshoofd verder. "Dus hurry.” De ander trekt hier en daar wat boeken uit de kast. Hij vloekt binnensmonds en smijt plotseling een hele rij op de grond. "Komt er nog wat van, mevrouw de freule?”, schreeuwt hij. "Zijn we niet duidelijk? Geld willen we zien. Nu!” Met gebalde vuisten komt hij op me af. Intussen grijpt het doodshoofd de hals van mijn T-shirt vast en trekt me naar zich toe. Ik slik. Het is doodstil.

De deurbel schalt keihard door de stille flat. En nog eens. Een paar korte, felle tonen. Daarna houdt iemand de bel lang ingedrukt. Even blijven de mannen doodstil staan. 
"Shit!”, bromt het doodshoofd en laat me los waardoor ik met een bons tegen de stoel val. Intussen opent het litteken de deur en kijkt de hal in. "Ik weet dat je thuis bent”, roept een stem vanaf de galerij. "Doe open!” 
Met één stap is het litteken bij me. Hij drukt zijn vuist tegen mijn keel. "Waar is het balkon?”, fluistert hij. Hees antwoord ik: "Keuken!” en wijs naar de keukendeur. "Wegwezen maat!”, roept het litteken. Achter elkaar rennen de mannen de keuken in en trekken de deur achter zich dicht. De bel schelt nog steeds oorverdovend.

Duizelig loop ik naar de voordeur. "Nou, dat werd tijd buurvrouw!” De oude heer zwaait woest met zijn armen en kijkt me chagrijnig aan. "Je dacht zeker, laat die ouwe maar bellen. Onverantwoordelijke jeugd van tegenwoordig. Je zou zorgvuldiger moeten zijn dame!” Even zwijgt hij en lijkt te zijn vergeten waarvoor hij kwam. Dan vervolgt hij verontwaardigd zijn tirade. "Jij hebt de sleutel niet uit je keukendeur gehaald! We krijgen nieuwe balkons. Heb je de brief van het bouwbedrijf niet gezien? ‘VERWIJDER UW SLEUTEL’ stond in het PS. Je moet je post lezen! Vandaag hebben ze de oude balkons weg gehaald. En volgende week plaatsen ze de nieuwe. Ze zagen dat jouw sleutel nog in de deur steekt. En omdat je niet thuis was, kwamen bij mij aan de deur. Er hadden ongelukken kunnen gebeuren! Stel je voor dat iemand door de keukendeur loopt en naar beneden dondert. Levensgevaarlijk!” 

ISBN: 978 94 917 7355 6

Gonneke Bonting| gonneke@gonnekebonting.nl |0651462002